capitonneren

Conjugations List of Capitonneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcapitonneercapitonneerdeheb gecapitonneerd
jij, je, ucapitonneertcapitonneerdehebt gecapitonneerd
hij, zij, hetcapitonneertcapitonneerdeheeft gecapitonneerd
wijcapitonnerencapitonneerdenhebben gecapitonneerd
julliecapitonnerencapitonneerdenhebben gecapitonneerd
zij, zecapitonnerencapitonneerdenhebben gecapitonneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Capitonneren with some of the pronouns.

  • Ik capitonneer de stoelen in mijn woonkamer.
  • Jij capitonneert de bank in je kantoor.
  • Hij capitonneert de hoofdeinden van de bedden in het hotel.
  • Wij capitonneren de zittingen van de eetkamerstoelen.
  • Jullie capitonneren de loungebank in de tuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Capitonneren with some of the pronouns.

  • Vroeger capitonneerde ik de stoelen in mijn woonkamer.
  • Toen capitonneerde jij de bank in je kantoor.
  • Vroeger capitonneerde hij de hoofdeinden van de bedden in het hotel.
  • In die tijd capitonneerden wij de zittingen van de eetkamerstoelen.
  • Vroeger capitonneerden jullie de loungebank in de tuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Capitonneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de stoelen in mijn woonkamer gecapitonneerd.
  • Jij hebt de bank in je kantoor gecapitonneerd.
  • Hij heeft de hoofdeinden van de bedden in het hotel gecapitonneerd.
  • Wij hebben de zittingen van de eetkamerstoelen gecapitonneerd.
  • Jullie hebben de loungebank in de tuin gecapitonneerd.