doorbloeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bloed door | bloedde door | heb doorgebloed |
jij, je, u | bloedt door | bloedde door | hebt doorgebloed |
hij, zij, het | bloedt door | bloedde door | heeft doorgebloed |
wij | bloeden door | bloedden door | hebben doorgebloed |
jullie | bloeden door | bloedden door | hebben doorgebloed |
zij, ze | bloeden door | bloedden door | hebben doorgebloed |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorbloeden with some of the pronouns.
- Ik bloed door.
- Jij bloedt door.
- Hij/Zij/Het bloedt door.
- Wij bloeden door.
- Jullie bloeden door.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorbloeden with some of the pronouns.
- Ik bloedde door.
- Jij bloedde door.
- Hij/Zij/Het bloedde door.
- Wij bloedden door.
- Jullie bloedden door.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorbloeden with some of the pronouns.
- Ik heb doorgesbloed.
- Jij hebt doorgesbloed.
- Hij/Zij/Het heeft doorgesbloed.
- Wij hebben doorgesbloed.
- Jullie hebben doorgesbloed.