doorzeuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zeur door | zeurde door | heb doorgezeurd |
jij, je, u | zeurt door | zeurde door | hebt doorgezeurd |
hij, zij, het | zeurt door | zeurde door | heeft doorgezeurd |
wij | zeuren door | zeurden door | hebben doorgezeurd |
jullie | zeuren door | zeurden door | hebben doorgezeurd |
zij, ze | zeuren door | zeurden door | hebben doorgezeurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorzeuren with some of the pronouns.
- Ik zeur door over mijn werk.
- Jij zeurt door over kleine dingen.
- Hij/Zij zeurt door over het weer.
- Wij zeuren door over politiek.
- Zij zeuren door over hun buren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorzeuren with some of the pronouns.
- Ik zeurde door over mijn huiswerk.
- Jij zeurde door over je gezondheid.
- Hij/Zij zeurde door over zijn/haar relatie.
- Wij zeurden door over de lange wachttijd.
- Zij zeurden door over de hoge prijzen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorzeuren with some of the pronouns.
- Ik heb doorgezeurd over die kwestie.
- Jij hebt doorgezeurd over je vakantieplannen.
- Hij/Zij heeft doorgezeurd over zijn/haar problemen.
- Wij hebben doorgezeurd over de slechte service.
- Zij hebben doorgezeurd over hun studiekeuze.