droedelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | droedel | droedelde | heb gedroedeld |
jij, je, u | droedelt | droedelde | hebt gedroedeld |
hij, zij, het | droedelt | droedelde | heeft gedroedeld |
wij | droedelen | droedelden | hebben gedroedeld |
jullie | droedelen | droedelden | hebben gedroedeld |
zij, ze | droedelen | droedelden | hebben gedroedeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Droedelen with some of the pronouns.
- Ik droedel.
- Jij droedelt.
- Hij/Zij droedelt.
- Wij droedelen.
- Jullie droedelen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Droedelen with some of the pronouns.
- Ik droedelde.
- Jij droedelde.
- Hij/Zij droedelde.
- Wij droedelden.
- Jullie droedelden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Droedelen with some of the pronouns.
- Ik heb gedroedeld.
- Jij hebt gedroedeld.
- Hij/Zij heeft gedroedeld.
- Wij hebben gedroedeld.
- Jullie hebben gedroedeld.