federaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | federaliseer | federaliseerde | heb gefederaliseerd |
jij, je, u | federaliseert | federaliseerde | hebt gefederaliseerd |
hij, zij, het | federaliseert | federaliseerde | heeft gefederaliseerd |
wij | federaliseren | federaliseerden | hebben gefederaliseerd |
jullie | federaliseren | federaliseerden | hebben gefederaliseerd |
zij, ze | federaliseren | federaliseerden | hebben gefederaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Federaliseren with some of the pronouns.
- Ik federaliseer de politieke structuur.
- Jij federaliseert de economie.
- Hij/zij/het federaliseert het onderwijssysteem.
- Wij federaliseren de sociale zekerheid.
- Zij federaliseren de gezondheidszorg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Federaliseren with some of the pronouns.
- Ik federaliseerde de politieke structuur.
- Jij federaliseerde de economie.
- Hij/zij/het federaliseerde het onderwijssysteem.
- Wij federaliseerden de sociale zekerheid.
- Zij federaliseerden de gezondheidszorg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Federaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de politieke structuur gefederaliseerd.
- Jij hebt de economie gefederaliseerd.
- Hij/zij/het heeft het onderwijssysteem gefederaliseerd.
- Wij hebben de sociale zekerheid gefederaliseerd.
- Zij hebben de gezondheidszorg gefederaliseerd.