slissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | slis | sliste | heb geslist |
jij, je, u | slist | sliste | hebt geslist |
hij, zij, het | slist | sliste | heeft geslist |
wij | slissen | slisten | hebben geslist |
jullie | slissen | slisten | hebben geslist |
zij, ze | slissen | slisten | hebben geslist |
PresensBeta
Example presens sentences for Slissen with some of the pronouns.
- Hij slist tijdens het spreken.
- Ik slis een beetje als ik moe ben.
- Jullie slissen allemaal op dezelfde manier.
- De kinderen slissen niet, maar ze hebben wel andere spraakproblemen.
- Slis jij ook of ben je de enige in de familie?
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Slissen with some of the pronouns.
- Hij sliste altijd als hij zenuwachtig was.
- Vroeger slisste ik veel, maar ik ben er overheen gegroeid.
- Als kind slissten we soms samen om elkaar na te doen.
- Elke keer dat ik gestrest was, begon ik te slissen.
- Toen ik jong was, dachten mensen vaak dat ik slisste, maar het was eigenlijk een spraakstoornis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Slissen with some of the pronouns.
- Hij heeft geslist tijdens het sollicitatiegesprek.
- Ik heb vroeger geslist, maar ik heb er hard aan gewerkt om het te verminderen.
- Jullie hebben goed geoefend en hebben niet meer geslist tijdens de presentatie.
- De logopedist heeft mij geholpen met mijn slissen en nu merk ik een verbetering.
- Hebben jullie ooit geslist toen jullie jong waren?