fikken

Conjugations List of Fikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfikfikteheb gefikt
jij, je, ufiktfiktehebt gefikt
hij, zij, hetfiktfikteheeft gefikt
wijfikkenfiktenhebben gefikt
julliefikkenfiktenhebben gefikt
zij, zefikkenfiktenhebben gefikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Fikken with some of the pronouns.

  • Ik fik de kaarsen aan voordat de gasten arriveren.
  • Jij fikt altijd zo snel met je opdrachten.
  • Hij of zij fikt graag hout in de open haard.
  • Wij fikken samen een sigaretje na het eten.
  • Jullie fikken de barbecue aan voor het tuinfeest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fikken with some of the pronouns.

  • Ik fikte de kaarsen aan toen de gasten arriveerden.
  • Jij fikte altijd zo snel met je opdrachten.
  • Hij of zij fikte graag hout in de open haard.
  • Wij fikten samen een sigaretje na het eten.
  • Jullie fikten de barbecue aan voor het tuinfeest.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kaarsen aangefikt voordat de gasten arriveerden.
  • Jij hebt altijd zo snel gefikt met je opdrachten.
  • Hij of zij heeft graag hout aangefikt in de open haard.
  • Wij hebben samen een sigaretje aangefikt na het eten.
  • Jullie hebben de barbecue aangefikt voor het tuinfeest.