flecteren

Conjugations List of Flecteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikflecteerflecteerdeheb geflecteerd
jij, je, uflecteertflecteerdehebt geflecteerd
hij, zij, hetflecteertflecteerdeheeft geflecteerd
wijflecterenflecteerdenhebben geflecteerd
jullieflecterenflecteerdenhebben geflecteerd
zij, zeflecterenflecteerdenhebben geflecteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Flecteren with some of the pronouns.

  • Ik flecteer de woorden tijdens de les.
  • Jij flecteert de zinnen correct in je werk.
  • Hij flecteert de verleden tijd van het werkwoord.
  • Wij flecteren de Nederlandse naamwoorden regelmatig.
  • Zij flecteren de bijvoeglijke naamwoorden nauwkeurig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Flecteren with some of the pronouns.

  • Ik flecteerde de woorden tijdens de les.
  • Jij flecteerde de zinnen correct in je werk.
  • Hij flecteerde de verleden tijd van het werkwoord.
  • Wij flecteerden de Nederlandse naamwoorden regelmatig.
  • Zij flecteerden de bijvoeglijke naamwoorden nauwkeurig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Flecteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de woorden tijdens de les geflecteerd.
  • Jij hebt de zinnen correct in je werk geflecteerd.
  • Hij heeft de verleden tijd van het werkwoord geflecteerd.
  • Wij hebben de Nederlandse naamwoorden regelmatig geflecteerd.
  • Zij hebben de bijvoeglijke naamwoorden nauwkeurig geflecteerd.