flitsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | flits | flitste | heb geflitst |
jij, je, u | flitst | flitste | hebt geflitst |
hij, zij, het | flitst | flitste | heeft geflitst |
wij | flitsen | flitsten | hebben geflitst |
jullie | flitsen | flitsten | hebben geflitst |
zij, ze | flitsen | flitsten | hebben geflitst |
PresensBeta
Example presens sentences for Flitsen with some of the pronouns.
- Ik flits regelmatig tijdens verkeerscontroles.
- Jij flitst vaak met je camera op feestjes.
- Hij flitst snel door de stad om op tijd op zijn afspraak te komen.
- Zij flitsen met hun zaklampen in het donker.
- Wij flitsen de foto's direct na de bruiloft.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Flitsen with some of the pronouns.
- Vroeger flitste ik vaak tijdens concerten.
- Toen ik jong was, flitsten we altijd met wegwerpcamera's.
- Hij flitste steeds op het verkeerde moment, waardoor de foto's mislukten.
- Zij flitsten gisterenavond de hele buurt wakker.
- In die periode flitsten we elke dag nieuwe foto's voor de krant.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Flitsen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren geflitst tijdens de snelheidscontrole.
- Jij hebt al meerdere keren geflitst op deze locatie.
- Hij is vorige week betrapt toen hij te vaak geflitst had.
- Zij hebben de flitsapparatuur goed onderhouden.
- Wij hebben de hele nacht geflitst om het noorderlicht vast te leggen.