funderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fundeer | fundeerde | heb gefundeerd |
jij, je, u | fundeert | fundeerde | hebt gefundeerd |
hij, zij, het | fundeert | fundeerde | heeft gefundeerd |
wij | funderen | fundeerden | hebben gefundeerd |
jullie | funderen | fundeerden | hebben gefundeerd |
zij, ze | funderen | fundeerden | hebben gefundeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Funderen with some of the pronouns.
- Ik fundeer een nieuw onderzoek.
- Jij fundeert je argument goed.
- Hij/Zij/Het fundeert zijn/haar theorie op bewijsmateriaal.
- Wij funderen onze beslissing op feiten.
- Jullie funderen jullie mening op ervaring.
- Zij fundeert haar betoog met sterke argumenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Funderen with some of the pronouns.
- Vroeger fundeerde ik mijn werk op onbetrouwbare bronnen.
- Jij fundeerde je argument toen niet goed.
- Hij/Zij/Het fundeerde zijn/haar hypothese op verkeerde aannames.
- Wij fundeerden onze analyse op incomplete gegevens.
- Jullie fundeerden jullie besluit op verkeerde informatie.
- Zij fundeerde haar project op ouderwetse methoden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Funderen with some of the pronouns.
- Ik heb gefundeerd op degelijk onderzoek.
- Jij hebt je standpunt goed gefundeerd.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar conclusie op duidelijke redenen gefundeerd.
- Wij hebben onze strategie op succesvolle modellen gefundeerd.
- Jullie hebben jullie plannen op solide basis gefundeerd.
- Zij heeft haar theorie op uitgebreide experimenten gefundeerd.