ontworstelen

Conjugations List of Ontworstelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontworstelontworsteldeheb ontworsteld
jij, je, uontworsteltontworsteldehebt ontworsteld
hij, zij, hetontworsteltontworsteldeheeft ontworsteld
wijontworstelenontworsteldenhebben ontworsteld
jullieontworstelenontworsteldenhebben ontworsteld
zij, zeontworstelenontworsteldenhebben ontworsteld

Presens

Example presens sentences for Ontworstelen with some of the pronouns.

  • Ik ontworstel me aan mijn angsten.
  • Jij ontworstelt je aan de moeilijkheden.
  • Hij/zij/het ontworstelt zich aan de beperkingen.
  • Wij ontworstelen ons aan de negativiteit.
  • Jullie ontworstelen je aan de sleur.
  • Zij ontworstelen zich aan de vooroordelen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ontworstelen with some of the pronouns.

  • Ik worstelde me aan mijn angsten los.
  • Jij worstelde je aan de moeilijkheden los.
  • Hij/zij/het worstelde zich aan de beperkingen los.
  • Wij worstelden ons aan de negativiteit los.
  • Jullie worstelden je aan de sleur los.
  • Zij worstelden zich aan de vooroordelen los.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ontworstelen with some of the pronouns.

  • Ik heb me aan mijn angsten ontworsteld.
  • Jij hebt je aan de moeilijkheden ontworsteld.
  • Hij/zij/het heeft zich aan de beperkingen ontworsteld.
  • Wij hebben ons aan de negativiteit ontworsteld.
  • Jullie hebben je aan de sleur ontworsteld.
  • Zij hebben zich aan de vooroordelen ontworsteld.