fuseren

Conjugations List of Fuseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfuseerfuseerdeben gefuseerd
jij, je, ufuseertfuseerdebent gefuseerd
hij, zij, hetfuseertfuseerdeis gefuseerd
wijfuserenfuseerdenzijn gefuseerd
julliefuserenfuseerdenzijn gefuseerd
zij, zefuserenfuseerdenzijn gefuseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fuseren with some of the pronouns.

  • Wij fuseren met een ander bedrijf.
  • De twee organisaties fuseren tot één geheel.
  • Jullie fuseren vaak met andere afdelingen.
  • Het bedrijf fusioneert regelmatig met concurrenten.
  • Zij fuseren om sterker te staan in de markt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fuseren with some of the pronouns.

  • Wij fuseerden met een ander bedrijf.
  • De twee organisaties fuseerden tot één geheel.
  • Jullie fuseerden vaak met andere afdelingen.
  • Het bedrijf fuseerde regelmatig met concurrenten.
  • Zij fuseerden om sterker te staan in de markt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fuseren with some of the pronouns.

  • Wij zijn gefuseerd met een ander bedrijf.
  • De twee organisaties hebben tot één geheel gefuseerd.
  • Jullie zijn vaak met andere afdelingen gefuseerd.
  • Het bedrijf is regelmatig met concurrenten gefuseerd.
  • Zij zijn gefuseerd om sterker te staan in de markt.