graderen

Conjugations List of Graderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgradeergradeerdeheb gegradeerd
jij, je, ugradeertgradeerdehebt gegradeerd
hij, zij, hetgradeertgradeerdeheeft gegradeerd
wijgraderengradeerdenhebben gegradeerd
julliegraderengradeerdenhebben gegradeerd
zij, zegraderengradeerdenhebben gegradeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Graderen with some of the pronouns.

  • Ik gradeer de examens van mijn studenten.
  • Jij gradeert de kunstwerken op basis van hun kwaliteit.
  • Hij/Zij gradueert de verschillende kleuren in harmonie.
  • Wij gradueren de stoffen volgens de juiste specificaties.
  • Jullie gradueren de schaal van 1 tot 10.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Graderen with some of the pronouns.

  • Ik gradeerde vroeger de examens van mijn studenten.
  • Jij gradeerde vroeger de kunstwerken op basis van hun kwaliteit.
  • Hij/Zij gradueerde vroeger de verschillende kleuren in harmonie.
  • Wij gradueerden vroeger de stoffen volgens de juiste specificaties.
  • Jullie gradueerden vroeger de schaal van 1 tot 10.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Graderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de examens van mijn studenten gegradeerd.
  • Jij hebt de kunstwerken op basis van hun kwaliteit gegradeerd.
  • Hij/Zij heeft de verschillende kleuren in harmonie gegradeerd.
  • Wij hebben de stoffen volgens de juiste specificaties gegradeerd.
  • Jullie hebben de schaal van 1 tot 10 gegradeerd.