grasmaaien

Conjugations List of Grasmaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaai grasmaaide grasheb grasgemaaid
jij, je, umaait grasmaaide grashebt grasgemaaid
hij, zij, hetmaait grasmaaide grasheeft grasgemaaid
wijmaaien grasmaaiden grashebben grasgemaaid
julliemaaien grasmaaiden grashebben grasgemaaid
zij, zemaaien grasmaaiden grashebben grasgemaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Grasmaaien with some of the pronouns.

  • Ik maai het gras in mijn tuin elke week.
  • Jij maait het gras rondom het huis.
  • Hij/Zij maait het grasveld bij de school.
  • Wij maaien het gras samen op zaterdagochtend.
  • Zij maaien het gras in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Grasmaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger maaiden we het gras met de hand.
  • Toen ik jong was, maaiden mijn ouders altijd het gras.
  • Het gras werd regelmatig gemaaid door de tuinman.
  • Elke zomer maaiden we het grasveld voor de picknick.
  • In die tijd maaiden ze het gras met een oude grasmaaier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Grasmaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb het gras gemaaid toen het droog was.
  • Jij hebt het gras al eerder gemaaid dit seizoen.
  • Hij/Zij heeft het gras netjes gemaaid vorige week.
  • Wij hebben het gras gemaaid voordat de regen begon.
  • Zij hebben het gras pas geleden gemaaid.