grijswerken

Conjugations List of Grijswerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk grijswerkte grijsheb grijsgewerkt
jij, je, uwerkt grijswerkte grijshebt grijsgewerkt
hij, zij, hetwerkt grijswerkte grijsheeft grijsgewerkt
wijwerken grijswerkten grijshebben grijsgewerkt
julliewerken grijswerkten grijshebben grijsgewerkt
zij, zewerken grijswerkten grijshebben grijsgewerkt

Presens

Example presens sentences for Grijswerken with some of the pronouns.

  • Ik grijswerk in mijn vrije tijd.
  • Jij grijswerkt graag als hobby.
  • Hij/Zij grijswerkt op een professioneel niveau.
  • Wij grijswerken samen aan dit project.
  • Zij grijswerken al jarenlang in deze branche.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Grijswerken with some of the pronouns.

  • Vroeger grijswerkte ik vaak bij mijn ouders in de tuin.
  • Toen ik jong was, grijswerkte ik regelmatig in een fabriek.
  • Hij/Zij grijswerkte lange dagen om de eindstreep te halen.
  • Wij grijswerkten altijd met veel plezier in die periode.
  • Zij grijswerkten hard om hun doelen te bereiken.

Perfectum

Example perfectum sentences for Grijswerken with some of the pronouns.

  • Ik heb grijsgewerkt voor verschillende opdrachtgevers.
  • Jij bent al eerder grijsgewerkt voor deze organisatie.
  • Hij/Zij is trots op wat hij/zij heeft grijsgewerkt.
  • Wij hebben veel ervaring opgedaan door te grijswerken.
  • Zij hebben succesvol in teamverband grijsgewerkt.