groepen

Conjugations List of Groepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgroepgroepteheb gegroept
jij, je, ugroeptgroeptehebt gegroept
hij, zij, hetgroeptgroepteheeft gegroept
wijgroepengroeptenhebben gegroept
julliegroepengroeptenhebben gegroept
zij, zegroepengroeptenhebben gegroept

Presens
Beta

Example presens sentences for Groepen with some of the pronouns.

  • Ik groepeer de studenten op basis van hun vaardigheden.
  • Jij groepeert de kinderen volgens leeftijd.
  • Hij groepeert de teams voor het project.
  • Wij groeperen de boeken op genre in de bibliotheek.
  • Zij groeperen de planten op kleur in de tuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Groepen with some of the pronouns.

  • Vroeger groepeerde ik de studenten op basis van hun vaardigheden.
  • Vroeger groepeerde jij de kinderen volgens leeftijd.
  • Vroeger groepeerde hij de teams voor het project.
  • Vroeger groepeerden wij de boeken op genre in de bibliotheek.
  • Vroeger groepeerden zij de planten op kleur in de tuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Groepen with some of the pronouns.

  • Ik heb de studenten op basis van hun vaardigheden gegroepeerd.
  • Jij hebt de kinderen volgens leeftijd gegroepeerd.
  • Hij heeft de teams voor het project gegroepeerd.
  • Wij hebben de boeken op genre in de bibliotheek gegroepeerd.
  • Zij hebben de planten op kleur in de tuin gegroepeerd.