hamsteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hamster | hamsterde | heb gehamsterd |
jij, je, u | hamstert | hamsterde | hebt gehamsterd |
hij, zij, het | hamstert | hamsterde | heeft gehamsterd |
wij | hamsteren | hamsterden | hebben gehamsterd |
jullie | hamsteren | hamsterden | hebben gehamsterd |
zij, ze | hamsteren | hamsterden | hebben gehamsterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Hamsteren with some of the pronouns.
- Ik hamster elke week boodschappen.
- Jij hamstert altijd te veel toiletpapier.
- Hij/Zij hamstert graag snacks voor de filmavonden.
- Wij hamsteren regelmatig conservenblikken.
- Jullie hamsteren soms medicijnen in geval van nood.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hamsteren with some of the pronouns.
- Ik hamsterde vroeger altijd snoepjes als kind.
- Jij hamsterde vorig jaar veel pasta en rijst.
- Hij/Zij hamsterde regelmatig kaarsen voor romantische avonden.
- Wij hamsterden in het verleden vaak lang houdbare producten.
- Jullie hamsterden tijdens de vakantie altijd souvenirs.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hamsteren with some of the pronouns.
- Ik heb vorige maand flink gehamsterd toen er een storm werd voorspeld.
- Jij hebt al die voorraadkasten volgestouwd met etenswaren.
- Hij/Zij heeft gisteren alle handzeep gehamsterd.
- Wij hebben de afgelopen dagen extra toiletpapier gehamsterd.
- Jullie hebben veel mondkapjes gehamsterd tijdens de pandemie.