herschikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herschik | herschikte | heb herschikt |
jij, je, u | herschikt | herschikte | hebt herschikt |
hij, zij, het | herschikt | herschikte | heeft herschikt |
wij | herschikken | herschikten | hebben herschikt |
jullie | herschikken | herschikten | hebben herschikt |
zij, ze | herschikken | herschikten | hebben herschikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Herschikken with some of the pronouns.
- Ik herschik de boeken op de plank.
- Jij herschikt de meubels in de kamer.
- Hij/zij/het herschikt de woorden in de zin.
- Wij herschikken het schema voor de vergadering.
- Jullie herschikken de letters van het woord.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herschikken with some of the pronouns.
- Ik herschikte de boeken op de plank.
- Jij herschikte de meubels in de kamer.
- Hij/zij/het herschikte de woorden in de zin.
- Wij herschikten het schema voor de vergadering.
- Jullie herschikten de letters van het woord.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herschikken with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken op de plank herschikt.
- Jij hebt de meubels in de kamer herschikt.
- Hij/zij/het heeft de woorden in de zin herschikt.
- Wij hebben het schema voor de vergadering herschikt.
- Jullie hebben de letters van het woord herschikt.