hevelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hevel | hevelde | heb geheveld |
jij, je, u | hevelt | hevelde | hebt geheveld |
hij, zij, het | hevelt | hevelde | heeft geheveld |
wij | hevelen | hevelden | hebben geheveld |
jullie | hevelen | hevelden | hebben geheveld |
zij, ze | hevelen | hevelden | hebben geheveld |
PresensBeta
Example presens sentences for Hevelen with some of the pronouns.
- Ik hevel vloeistoffen over naar andere containers.
- Jij hevelt het water van de ene emmer naar de andere.
- Hij/zij/het hevelt de lading naar het vrachtschip.
- Wij hevelen de inhoud van de fles in een glas.
- Jullie hevelen de brandstof over naar de reservecontainer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hevelen with some of the pronouns.
- Ik hevelde vloeistoffen over naar andere containers.
- Jij hevelde het water van de ene emmer naar de andere over.
- Hij/zij/het hevelde de lading naar het vrachtschip over.
- Wij hevelden de inhoud van de fles in een glas over.
- Jullie hevelden de brandstof over naar de reservecontainer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hevelen with some of the pronouns.
- Ik heb vloeistoffen overgeheveld naar andere containers.
- Jij hebt het water van de ene emmer naar de andere overgeheveld.
- Hij/zij/het heeft de lading naar het vrachtschip overgeheveld.
- Wij hebben de inhoud van de fles in een glas overgeheveld.
- Jullie hebben de brandstof overgeheveld naar de reservecontainer.