inbeuken

Conjugations List of Inbeuken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeuk inbeukte inheb ingebeukt
jij, je, ubeukt inbeukte inhebt ingebeukt
hij, zij, hetbeukt inbeukte inheeft ingebeukt
wijbeuken inbeukten inhebben ingebeukt
julliebeuken inbeukten inhebben ingebeukt
zij, zebeuken inbeukten inhebben ingebeukt

Presens

Example presens sentences for Inbeuken with some of the pronouns.

  • Ik beuk in op de deur.
  • Jij beukt in op de muur.
  • Hij/Zij beukt in op zijn/haar tegenstanders.
  • Wij beuken in op de bal.
  • Jullie beuken in op de tafel.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Inbeuken with some of the pronouns.

  • Ik beukte in op de deur.
  • Jij beukte in op de muur.
  • Hij/Zij beukte in op zijn/haar tegenstanders.
  • Wij beukten in op de bal.
  • Jullie beukten in op de tafel.

Perfectum

Example perfectum sentences for Inbeuken with some of the pronouns.

  • Ik heb ingebeukt op de deur.
  • Jij hebt ingebeukt op de muur.
  • Hij/Zij heeft ingebeukt op zijn/haar tegenstanders.
  • Wij hebben ingebeukt op de bal.
  • Jullie hebben ingebeukt op de tafel.