inkankeren

Conjugations List of Inkankeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkanker inkankerde inben ingekankerd
jij, je, ukankert inkankerde inbent ingekankerd
hij, zij, hetkankert inkankerde inis ingekankerd
wijkankeren inkankerden inzijn ingekankerd
julliekankeren inkankerden inzijn ingekankerd
zij, zekankeren inkankerden inzijn ingekankerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Inkankeren with some of the pronouns.

  • Ik inkanker in deze gevangenis.
  • Jij inkankert in de cel.
  • Hij/Zij/Het inkankert in de isoleercel.
  • Wij inkankeren in het detentiecentrum.
  • Jullie inkankeren in de gevangenis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inkankeren with some of the pronouns.

  • Ik inkankerde altijd in dezelfde gevangenis.
  • Jij inkankerde regelmatig in de cel.
  • Hij/Zij/Het inkankerde vaak in de isoleercel.
  • Wij inkankerden soms in het detentiecentrum.
  • Jullie inkankerden meestal in de gevangenis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inkankeren with some of the pronouns.

  • Ik heb ingekankerd in de gevangenis.
  • Jij hebt ingekankerd in de cel.
  • Hij/Zij/Het heeft ingekankerd in de isoleercel.
  • Wij hebben ingekankerd in het detentiecentrum.
  • Jullie hebben ingekankerd in de gevangenis.