inklaren

Conjugations List of Inklaren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklaar inklaarde inheb ingeklaard
jij, je, uklaart inklaarde inhebt ingeklaard
hij, zij, hetklaart inklaarde inheeft ingeklaard
wijklaren inklaarden inhebben ingeklaard
jullieklaren inklaarden inhebben ingeklaard
zij, zeklaren inklaarden inhebben ingeklaard

Presens
Beta

Example presens sentences for Inklaren with some of the pronouns.

  • Ik klaar de goederen in.
  • Jij klaart de goederen in.
  • Hij/Zij klaart de goederen in.
  • Wij klaren de goederen in.
  • Zij klaren de goederen in.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inklaren with some of the pronouns.

  • Ik klaarde de goederen in.
  • Jij klaarde de goederen in.
  • Hij/Zij klaarde de goederen in.
  • Wij klaarden de goederen in.
  • Zij klaarden de goederen in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inklaren with some of the pronouns.

  • Ik heb de goederen ingeklaard.
  • Jij hebt de goederen ingeklaard.
  • Hij/Zij heeft de goederen ingeklaard.
  • Wij hebben de goederen ingeklaard.
  • Zij hebben de goederen ingeklaard.