instigeren

Conjugations List of Instigeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinstigeerinstigeerdeheb geïnstigeerd
jij, je, uinstigeertinstigeerdehebt geïnstigeerd
hij, zij, hetinstigeertinstigeerdeheeft geïnstigeerd
wijinstigereninstigeerdenhebben geïnstigeerd
jullieinstigereninstigeerdenhebben geïnstigeerd
zij, zeinstigereninstigeerdenhebben geïnstigeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Instigeren with some of the pronouns.

  • Ik instigeer de leerlingen om actief deel te nemen aan de les.
  • Jij instigeert je collega's om nieuwe ideeën voor te stellen.
  • Hij instigeert de discussie tijdens de vergadering.
  • Wij instigeren de studenten tot zelfreflectie.
  • Zij instigeren de samenwerking tussen verschillende afdelingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Instigeren with some of the pronouns.

  • Ik instigeerde de leerlingen om actief deel te nemen aan de les.
  • Jij instigeerde je collega's om nieuwe ideeën voor te stellen.
  • Hij instigeerde de discussie tijdens de vergadering.
  • Wij instigeerden de studenten tot zelfreflectie.
  • Zij instigeerden de samenwerking tussen verschillende afdelingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Instigeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de leerlingen gestimuleerd om actief deel te nemen aan de les.
  • Jij hebt je collega's aangespoord om nieuwe ideeën voor te stellen.
  • Hij heeft de discussie tijdens de vergadering op gang gebracht.
  • Wij hebben de studenten aangemoedigd tot zelfreflectie.
  • Zij hebben de samenwerking tussen verschillende afdelingen bevorderd.