dorren

Conjugations List of Dorren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdordordeben gedord
jij, je, udortdordebent gedord
hij, zij, hetdortdordeis gedord
wijdorrendordenzijn gedord
julliedorrendordenzijn gedord
zij, zedorrendordenzijn gedord

Presens
Beta

Example presens sentences for Dorren with some of the pronouns.

  • De bloemen dorren langzaam in de zon.
  • Ik dorr nog een paar appels voor de taart.
  • Wij dorren de was op het balkon.
  • De planten dorren als ze geen water krijgen.
  • Jullie dorren de verf met een föhn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dorren with some of the pronouns.

  • Vroeger dorde mijn moeder altijd fruit voor de winter.
  • Toen ik jong was, dorren we de kleren buiten in de zon.
  • Elke zomer dorren de velden en wordt het gras geel.
  • Gisteren dorde ik de bloemen, maar vergat ik ze water te geven.
  • Vorig jaar dorren we de verf met een föhn omdat het zo langzaam droogde.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dorren with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen laten dorren in de zon.
  • Hij heeft de appels gedorren voor de taart.
  • We hebben de was op het balkon laten dorren.
  • Ze hebben de planten laten dorren door ze niet water te geven.
  • Jullie hebben de verf gedorren met een föhn.