interpoleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | interpoleer | interpoleerde | heb geïnterpoleerd |
jij, je, u | interpoleert | interpoleerde | hebt geïnterpoleerd |
hij, zij, het | interpoleert | interpoleerde | heeft geïnterpoleerd |
wij | interpoleren | interpoleerden | hebben geïnterpoleerd |
jullie | interpoleren | interpoleerden | hebben geïnterpoleerd |
zij, ze | interpoleren | interpoleerden | hebben geïnterpoleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Interpoleren with some of the pronouns.
- Ik interpoleer de gegevens om een vloeiende curve te creëren.
- Jij interpolateert de ontbrekende waarden in de tabel.
- Hij/zij/het interpolated de resultaten van het experiment.
- Wij interpoleren de grafiek voor een nauwkeurige voorspelling.
- Jullie interpoleren de metingen om de trend te analyseren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Interpoleren with some of the pronouns.
- Ik interpoleerde de gegevens om een vloeiende curve te creëren.
- Jij interpolateerde de ontbrekende waarden in de tabel.
- Hij/zij/het interpoleerde de resultaten van het experiment.
- Wij interpoleerden de grafiek voor een nauwkeurige voorspelling.
- Jullie interpoleerden de metingen om de trend te analyseren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Interpoleren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens geïnterpoleerd om een vloeiende curve te creëren.
- Jij hebt de ontbrekende waarden in de tabel geïnterpoleerd.
- Hij/zij/het heeft de resultaten van het experiment geïnterpoleerd.
- Wij hebben de grafiek geïnterpoleerd voor een nauwkeurige voorspelling.
- Jullie hebben de metingen geïnterpoleerd om de trend te analyseren.