interrumperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | interrumpeer | interrumpeerde | heb geïnterrumpeerd |
jij, je, u | interrumpeert | interrumpeerde | hebt geïnterrumpeerd |
hij, zij, het | interrumpeert | interrumpeerde | heeft geïnterrumpeerd |
wij | interrumperen | interrumpeerden | hebben geïnterrumpeerd |
jullie | interrumperen | interrumpeerden | hebben geïnterrumpeerd |
zij, ze | interrumperen | interrumpeerden | hebben geïnterrumpeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Interrumperen with some of the pronouns.
- Ik onderbreek de les om een vraag te stellen.
- Jij onderbreekt vaak tijdens de vergadering.
- Hij/zij onderbreekt haar collega regelmatig.
- Wij onderbreken de presentatie om een belangrijk punt toe te lichten.
- Jullie onderbreken het gesprek telkens wanneer de telefoon gaat.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Interrumperen with some of the pronouns.
- Ik onderbrak zijn betoog omdat ik het er niet mee eens was.
- Jij onderbrak me steeds tijdens mijn verhaal.
- Hij/zij onderbrak de spreker om een verduidelijking te vragen.
- Wij onderbraken de vergadering om de agenda aan te passen.
- Jullie onderbraken de presentatie met jullie gelach.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Interrumperen with some of the pronouns.
- Ik heb de toespraak onderbroken om iets toe te voegen.
- Jij hebt de discussie onderbroken met jouw opmerking.
- Hij/zij heeft haar presentatie onderbroken vanwege technische problemen.
- Wij hebben het debat onderbroken voor een korte pauze.
- Jullie hebben het interview onderbroken om extra informatie te verzamelen.