invalideren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | invalideer | invalideerde | heb geïnvalideerd |
jij, je, u | invalideert | invalideerde | hebt geïnvalideerd |
hij, zij, het | invalideert | invalideerde | heeft geïnvalideerd |
wij | invalideren | invalideerden | hebben geïnvalideerd |
jullie | invalideren | invalideerden | hebben geïnvalideerd |
zij, ze | invalideren | invalideerden | hebben geïnvalideerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Invalideren with some of the pronouns.
- Ik invalideer de vergunning van de bouwonderneming.
- Jij invalideert de getuigenverklaringen.
- Hij/zij invalideert de theorieën van de wetenschappers.
- Wij invalidéren de oude regels en stellen nieuwe voor.
- Jullie invalideren de resultaten van het onderzoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Invalideren with some of the pronouns.
- Ik invalideerde de vergunning van de bouwonderneming.
- Jij invalideerde de getuigenverklaringen.
- Hij/zij invalideerde de theorieën van de wetenschappers.
- Wij invalideerden de oude regels en stelden nieuwe voor.
- Jullie invalideerden de resultaten van het onderzoek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Invalideren with some of the pronouns.
- Ik heb de vergunning van de bouwonderneming geïnvalideerd.
- Jij hebt de getuigenverklaringen geïnvalideerd.
- Hij/zij heeft de theorieën van de wetenschappers geïnvalideerd.
- Wij hebben de oude regels geïnvalidateerd en nieuwe voorgesteld.
- Jullie hebben de resultaten van het onderzoek geïnvalideerd.