jokeren

Conjugations List of Jokeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjokerjokerdeheb gejokerd
jij, je, ujokertjokerdehebt gejokerd
hij, zij, hetjokertjokerdeheeft gejokerd
wijjokerenjokerdenhebben gejokerd
julliejokerenjokerdenhebben gejokerd
zij, zejokerenjokerdenhebben gejokerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Jokeren with some of the pronouns.

  • Ik joker
  • Jij jokert
  • Hij/Zij jokert
  • Wij jokeren
  • Jullie jokeren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Jokeren with some of the pronouns.

  • Ik jokerde
  • Jij jokerde
  • Hij/Zij jokerde
  • Wij jokerden
  • Jullie jokerden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Jokeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gejokerd
  • Jij hebt gejokerd
  • Hij/Zij heeft gejokerd
  • Wij hebben gejokerd
  • Jullie hebben gejokerd