nachecken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | check na | checkte na | heb nagecheckt |
jij, je, u | checkt na | checkte na | hebt nagecheckt |
hij, zij, het | checkt na | checkte na | heeft nagecheckt |
wij | checken na | checkten na | hebben nagecheckt |
jullie | checken na | checkten na | hebben nagecheckt |
zij, ze | checken na | checkten na | hebben nagecheckt |
PresensBeta
Example presens sentences for Nachecken with some of the pronouns.
- Ik check nu mijn werk na.
- Jij checkt je antwoorden na.
- Hij/Zij/Het checkt zijn/haar/hun werk na.
- Wij checken onze resultaten na.
- Jullie checken jullie oplossingen na.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nachecken with some of the pronouns.
- Vroeger checkte ik altijd mijn werk na.
- Jij keek vroeger je antwoorden na.
- Hij/Zij/Het keek vroeger zijn/haar/hun werk na.
- Wij keken vroeger onze resultaten na.
- Jullie keken vroeger jullie oplossingen na.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nachecken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn werk nagecheckt.
- Jij hebt je antwoorden nagekeken.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar/hun werk nagekeken.
- Wij hebben onze resultaten nagekeken.
- Jullie hebben jullie oplossingen nagecheckt.