peilen

Conjugations List of Peilen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpeilpeildeheb gepeild
jij, je, upeiltpeildehebt gepeild
hij, zij, hetpeiltpeildeheeft gepeild
wijpeilenpeildenhebben gepeild
julliepeilenpeildenhebben gepeild
zij, zepeilenpeildenhebben gepeild

Presens

Example presens sentences for Peilen with some of the pronouns.

  • Ik peil de waterdiepte regelmatig tijdens het varen.
  • Jij peilt de meningen van de mensen in het onderzoek.
  • Hij peilt het marktpotentieel van het nieuwe product.
  • Wij peilen de tevredenheid van onze klanten via enquĂȘtes.
  • Zij peilen de temperatuur van het water voor het zwemmen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Peilen with some of the pronouns.

  • Vroeger peilde ik altijd de waterdiepte voordat ik ging vissen.
  • Jij peilde regelmatig de meningen van je collega's tijdens vergaderingen.
  • Hij peilde vaak het marktpotentieel van verschillende producten.
  • Wij peilden de tevredenheid van onze klanten jaarlijks.
  • Zij peilden de temperatuur van het water elke ochtend.

Perfectum

Example perfectum sentences for Peilen with some of the pronouns.

  • Ik heb de waterdiepte gepeild voordat we aanlegden.
  • Jij hebt de meningen van de mensen gepeild voor het rapport.
  • Hij heeft het marktpotentieel van het nieuwe product gepeild.
  • Wij hebben de tevredenheid van onze klanten gepeild in de enquĂȘtes.
  • Zij hebben de temperatuur van het water gepeild voordat ze gingen zwemmen.