kiemen

Conjugations List of Kiemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkiemkiemdeheb gekiemd
jij, je, ukiemtkiemdehebt gekiemd
hij, zij, hetkiemtkiemdeheeft gekiemd
wijkiemenkiemdenhebben gekiemd
julliekiemenkiemdenhebben gekiemd
zij, zekiemenkiemdenhebben gekiemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kiemen with some of the pronouns.

  • De zaden kiemen snel in vochtige grond.
  • Kiemen zijn kleine plantjes die net uit het zaad komen.
  • Ik kiem de bonen voor in een speciale kiemschaal.
  • Kiemen spelen een belangrijke rol in de voedselproductie.
  • De juiste temperatuur is essentieel voor het kiemen van zaden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kiemen with some of the pronouns.

  • De zaden kiemden snel in vochtige grond.
  • Vroeger kiemde ik altijd mijn eigen groentezaden.
  • Het kiemen van de zaden duurde langer dan verwacht.
  • De bonen kiemden goed, maar de andere zaden niet.
  • Toen ik thuiskwam, zag ik dat de zaden al gekiemd waren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kiemen with some of the pronouns.

  • De zaden zijn snel gekiemd in vochtige grond.
  • Ik heb de bonen voorgekiemd in een speciale kiemschaal.
  • Kiemen hebben een belangrijke rol gespeeld in de voedselproductie.
  • De zaden waren al gekiemd toen ik ze plantte.
  • Na twee weken waren de zaden al volledig gekiemd.