kitesurfen

Conjugations List of Kitesurfen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkitesurfkitesurfte;kitesurfdeheb gekitesurft;heb gekitesurfd
jij, je, ukitesurftkitesurfte;kitesurfdehebt gekitesurft;hebt gekitesurfd
hij, zij, hetkitesurftkitesurfte;kitesurfdeheeft gekitesurft;heeft gekitesurfd
wijkitesurfenkitesurften;kitesurfdenhebben gekitesurft;hebben gekitesurfd
julliekitesurfenkitesurften;kitesurfdenhebben gekitesurft;hebben gekitesurfd
zij, zekitesurfenkitesurften;kitesurfdenhebben gekitesurft;hebben gekitesurfd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kitesurfen with some of the pronouns.

  • Ik kitesurf regelmatig op het strand.
  • Jij kitesurft graag in de zomermaanden.
  • Hij/Zij kitesurft met veel enthousiasme.
  • Wij kitesurfen samen tijdens onze vakantie.
  • Jullie kitesurfen vaak bij deze surfspot.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kitesurfen with some of the pronouns.

  • Vroeger kitesurfte ik elke zomer met mijn vrienden.
  • Toen ik jong was, kitesurfte ik vaak op dit strand.
  • Hij/Zij kitesurfte regelmatig voordat hij/zij een blessure kreeg.
  • Wij kitesurfden altijd samen tijdens onze vakanties.
  • Jullie kitesurfden vroeger veel in deze regio.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kitesurfen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gekitesurft op zee.
  • Jij bent al eerder gaan kitesurfen in het buitenland.
  • Hij/Zij heeft onlangs een nieuwe kitesurfuitrusting gekocht.
  • Wij hebben vorig jaar veel gekitesurft.
  • Jullie zijn al meerdere keren gaan kitesurfen op dit meer.