kletteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kletter | kletterde | heb gekletterd |
jij, je, u | klettert | kletterde | hebt gekletterd |
hij, zij, het | klettert | kletterde | heeft gekletterd |
wij | kletteren | kletterden | hebben gekletterd |
jullie | kletteren | kletterden | hebben gekletterd |
zij, ze | kletteren | kletterden | hebben gekletterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kletteren with some of the pronouns.
- Ik kletter vakkundig langs de rotswand.
- Jij klettert moeiteloos naar boven.
- Hij klettert met veel kracht en snelheid naar beneden.
- Wij kletteren samen op de klimgymnastiekmuur.
- Zij kletteren luidruchtig over de metalen constructie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kletteren with some of the pronouns.
- Vroeger kletterde ik vaak langs de rotswand.
- Toen jij jong was, kletterde je altijd naar boven.
- Hij kletterde vroeger met veel kracht en snelheid naar beneden.
- Wij kletterden regelmatig op de klimgymnastiekmuur.
- In die tijd kletterden zij luidruchtig over de metalen constructie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kletteren with some of the pronouns.
- Ik heb vakkundig langs de rotswand gekletterd.
- Jij bent moeiteloos naar boven gekletterd.
- Hij is met veel kracht en snelheid naar beneden gekletterd.
- Wij hebben samen op de klimgymnastiekmuur gekletterd.
- Zij zijn luidruchtig over de metalen constructie gekletterd.