knakken

Conjugations List of Knakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknakknakteheb geknakt
jij, je, uknaktknaktehebt geknakt
hij, zij, hetknaktknakteheeft geknakt
wijknakkenknaktenhebben geknakt
jullieknakkenknaktenhebben geknakt
zij, zeknakkenknaktenhebben geknakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Knakken with some of the pronouns.

  • Ik knak mijn vingers voor ontspanning.
  • Hij knakt zijn nek om de spanning te verminderen.
  • Zij knakt haar knokkels tijdens het wachten.
  • We knakken de nootjes voor het feestje.
  • Jullie knakken de takken van de boom af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Knakken with some of the pronouns.

  • Ik knakte mijn vingers voor ontspanning.
  • Hij knakte zijn nek om de spanning te verminderen.
  • Zij knakte haar knokkels tijdens het wachten.
  • We knakten de nootjes voor het feestje.
  • Jullie knakten de takken van de boom af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Knakken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vingers geknakt voor ontspanning.
  • Hij heeft zijn nek geknakt om de spanning te verminderen.
  • Zij heeft haar knokkels geknakt tijdens het wachten.
  • We hebben de nootjes geknakt voor het feestje.
  • Jullie hebben de takken van de boom afgeknakt.