leegvissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vis leeg | viste leeg | heb leeggevist |
jij, je, u | vist leeg | viste leeg | hebt leeggevist |
hij, zij, het | vist leeg | viste leeg | heeft leeggevist |
wij | vissen leeg | visten leeg | hebben leeggevist |
jullie | vissen leeg | visten leeg | hebben leeggevist |
zij, ze | vissen leeg | visten leeg | hebben leeggevist |
PresensBeta
Example presens sentences for Leegvissen with some of the pronouns.
- Ik leegvis de rivier om vis te vangen.
- Jij leegvist de zee met je netten.
- Hij leegvist de vijver elke ochtend.
- Wij leegvissen het meer voor ons onderzoek.
- Zij leegvissen de gracht om de waterkwaliteit te controleren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leegvissen with some of the pronouns.
- Vroeger leegviste ik de rivier om mijn gezin te voeden.
- Toen ik jong was, leegviste jij altijd de zee met je vrienden.
- Hij leegviste de vijver regelmatig als hobby.
- In die tijd leegvisten wij het meer voor recreatieve doeleinden.
- Als kind leegvisten zij vaak de gracht om kikkervisjes te vangen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leegvissen with some of the pronouns.
- Ik heb de rivier leeggevist en veel vis gevangen.
- Jij hebt de zee leeggevist en een grote vangst gehad.
- Hij heeft de vijver leeggevist en al het leven eruit gehaald.
- Wij hebben het meer leeggevist tijdens ons onderzoek.
- Zij hebben de gracht leeggevist om de populatie te beoordelen.