lengen

Conjugations List of Lengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklenglengdeheb gelengd
jij, je, ulengtlengdehebt gelengd
hij, zij, hetlengtlengdeheeft gelengd
wijlengenlengdenhebben gelengd
jullielengenlengdenhebben gelengd
zij, zelengenlengdenhebben gelengd

Presens
Beta

Example presens sentences for Lengen with some of the pronouns.

  • Ik leng de limonade aan met water.
  • Jij lengt de soep aan met bouillon.
  • Hij/zij/het lengt het sap aan met suiker.
  • Wij lengen de thee aan met citroen.
  • Jullie lengen de melk aan met chocoladesiroop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lengen with some of the pronouns.

  • Ik lengde de limonade aan met water.
  • Jij lengde de soep aan met bouillon.
  • Hij/zij/het lengde het sap aan met suiker.
  • Wij lengden de thee aan met citroen.
  • Jullie lengden de melk aan met chocoladesiroop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lengen with some of the pronouns.

  • Ik heb de limonade aangelengd met water.
  • Jij hebt de soep aangelengd met bouillon.
  • Hij/zij/het heeft het sap aangelengd met suiker.
  • Wij hebben de thee aangelengd met citroen.
  • Jullie hebben de melk aangelengd met chocoladesiroop.