losbinden

Conjugations List of Losbinden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbind losbond losheb losgebonden
jij, je, ubindt losbond loshebt losgebonden
hij, zij, hetbindt losbond losheeft losgebonden
wijbinden losbonden loshebben losgebonden
julliebinden losbonden loshebben losgebonden
zij, zebinden losbonden loshebben losgebonden

Presens
Beta

Example presens sentences for Losbinden with some of the pronouns.

  • Ik bind los tijdens het opruimen.
  • Jij bindt los met een touw.
  • Hij/zij/het bindt los voordat we vertrekken.
  • Wij binden los als het te gevaarlijk wordt.
  • Jullie binden los om de lading te lossen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Losbinden with some of the pronouns.

  • Ik bond los voordat het begon te regenen.
  • Jij bond los toen je merkte dat het vastzat.
  • Hij/zij/het bond los terwijl we aan het praten waren.
  • Wij bonden los terwijl de zon onderging.
  • Jullie bonden los terwijl ik aan het sturen was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Losbinden with some of the pronouns.

  • Ik heb losgebonden toen ik klaar was.
  • Jij hebt losgebonden voordat de storm begon.
  • Hij/zij/het heeft losgebonden na de training.
  • Wij hebben losgebonden nadat we aangekomen waren.
  • Jullie hebben losgebonden bij het vallen van de avond.