inkuipen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kuip in | kuipte in | heb ingekuipt |
jij, je, u | kuipt in | kuipte in | hebt ingekuipt |
hij, zij, het | kuipt in | kuipte in | heeft ingekuipt |
wij | kuipen in | kuipten in | hebben ingekuipt |
jullie | kuipen in | kuipten in | hebben ingekuipt |
zij, ze | kuipen in | kuipten in | hebben ingekuipt |
Presens
Example presens sentences for Inkuipen with some of the pronouns.
- Ik kuijp in vandaag.
- Jij kuip in elke dag fruit in.
- Hij/zij/ze kuipt in bij de lokale boer.
- Wij kuipen in voor het weekend.
- Jullie kuipen in voor een feestje.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inkuipen with some of the pronouns.
- Vroeger kuipte ik altijd in voor de winter.
- Toen ik jong was, kuipten we samen in.
- Hij/zij/ze kuipte vroeger regelmatig in.
- Wij kuipten vaak samen met vrienden in.
- Jullie kuipten altijd te weinig in.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inkuipen with some of the pronouns.
- Ik heb ingekuipd gisteren.
- Jij hebt al eerder ingekuipd.
- Hij/zij/ze heeft verse groenten ingekuipd.
- Wij hebben veel ingekuipd deze zomer.
- Jullie hebben de voorraad goed ingekuipd.