losweken

Conjugations List of Losweken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweek losweekte losheb losgeweekt
jij, je, uweekt losweekte loshebt losgeweekt
hij, zij, hetweekt losweekte losheeft losgeweekt
wijweken losweekten loshebben losgeweekt
jullieweken losweekten loshebben losgeweekt
zij, zeweken losweekten loshebben losgeweekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Losweken with some of the pronouns.

  • Ik week de lijm los.
  • Jij weekt de sticker los.
  • Hij/zij/het weekt het papier los.
  • Wij weken de postzegel los.
  • Jullie weken de enveloppen los.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Losweken with some of the pronouns.

  • Ik weekte de lijm los.
  • Jij weekte de sticker los.
  • Hij/zij/het weekte het papier los.
  • Wij weekten de postzegel los.
  • Jullie weekten de enveloppen los.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Losweken with some of the pronouns.

  • Ik heb de lijm losgeweekt.
  • Jij hebt de sticker losgeweekt.
  • Hij/zij/het heeft het papier losgeweekt.
  • Wij hebben de postzegel losgeweekt.
  • Jullie hebben de enveloppen losgeweekt.