mandateren

Conjugations List of Mandateren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmandateermandateerdeheb gemandateerd
jij, je, umandateertmandateerdehebt gemandateerd
hij, zij, hetmandateertmandateerdeheeft gemandateerd
wijmandaterenmandateerdenhebben gemandateerd
julliemandaterenmandateerdenhebben gemandateerd
zij, zemandaterenmandateerdenhebben gemandateerd

Presens

Example presens sentences for Mandateren with some of the pronouns.

  • Ik mandateer de werknemers om het project af te ronden.
  • Jij mandateert de commissie om een onderzoek uit te voeren.
  • Hij mandateert het team om nieuwe ideeĆ«n voor te stellen.
  • Wij mandateren de advocaat om ons juridisch bij te staan.
  • Jullie mandateren de expert om het probleem op te lossen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Mandateren with some of the pronouns.

  • Ik mandateerde de werknemers om het project af te ronden.
  • Jij mandateerde de commissie om een onderzoek uit te voeren.
  • Hij mandateerde het team om nieuwe ideeĆ«n voor te stellen.
  • Wij mandateerden de advocaat om ons juridisch bij te staan.
  • Jullie mandateerden de expert om het probleem op te lossen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Mandateren with some of the pronouns.

  • Ik heb de werknemers gemandateerd om het project af te ronden.
  • Jij hebt de commissie gemandateerd om een onderzoek uit te voeren.
  • Hij heeft het team gemandateerd om nieuwe ideeĆ«n voor te stellen.
  • Wij hebben de advocaat gemandateerd om ons juridisch bij te staan.
  • Jullie hebben de expert gemandateerd om het probleem op te lossen.