mannen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | man | mande | heb gemand |
jij, je, u | mant | mande | hebt gemand |
hij, zij, het | mant | mande | heeft gemand |
wij | mannen | manden | hebben gemand |
jullie | mannen | manden | hebben gemand |
zij, ze | mannen | manden | hebben gemand |
PresensBeta
Example presens sentences for Mannen with some of the pronouns.
- De mannen werken hard in de fabriek.
- Ik zie de mannen rennen in het park.
- De mannen eten samen in het restaurant.
- Mijn broer en ik helpen de mannen met hun project.
- De mannen lachen om de grap.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mannen with some of the pronouns.
- Vroeger werkten de mannen in deze stad.
- Toen ik jong was, zag ik de mannen altijd in het café.
- De mannen speelden voetbal op zondagochtend.
- Hij hielp de mannen regelmatig met hun klusjes.
- We bezochten vaak de mannen in hun atelier.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mannen with some of the pronouns.
- De mannen hebben gisteren gewerkt aan het bouwproject.
- Ik heb de mannen gezien tijdens het wandelen.
- De mannen zijn naar Amsterdam gereisd voor een vergadering.
- Mijn vriend heeft de mannen uitgenodigd voor het feestje.
- Ze hebben de mannen bedankt voor hun hulp.