meerderen

Conjugations List of Meerderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmeerdermeerderdeheb gemeerderd
jij, je, umeerdertmeerderdehebt gemeerderd
hij, zij, hetmeerdertmeerderdeheeft gemeerderd
wijmeerderenmeerderdenhebben gemeerderd
julliemeerderenmeerderdenhebben gemeerderd
zij, zemeerderenmeerderdenhebben gemeerderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Meerderen with some of the pronouns.

  • Ik vermeerder mijn kennis door te studeren.
  • Jij vermeerdert je inkomsten door hard te werken.
  • Hij/zij/het vermeerdert zijn/haar bezittingen door slimme investeringen.
  • Wij vermeerderen onze voorraad om aan de vraag te voldoen.
  • Jullie vermeerderen de productie om de klanten te bedienen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meerderen with some of the pronouns.

  • Vroeger vermeerderde ik mijn spaargeld door te beleggen.
  • Toen ik jong was, vermeerderde jij je ervaring door te reizen.
  • Hij/zij/het vermeerderde zijn/haar kennis door boeken te lezen.
  • In die tijd vermeerderden wij onze klantenkring door mond-tot-mondreclame.
  • Jullie vermeerderden de productiviteit door efficiënter te werken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meerderen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn winst vermeerderd door efficiënt te handelen.
  • Jij hebt je kennis vermeerderd door cursussen te volgen.
  • Hij/zij/het heeft zijn/haar vermogen vermeerderd door vastgoed te investeren.
  • Wij hebben onze inkomsten vermeerderd door nieuwe klanten aan te trekken.
  • Jullie hebben de omzet vermeerderd door promoties te organiseren.