oliën
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | olie | oliede | heb geolied |
jij, je, u | oliet | oliede | hebt geolied |
hij, zij, het | oliet | oliede | heeft geolied |
wij | oliën | olieden | hebben geolied |
jullie | oliën | olieden | hebben geolied |
zij, ze | oliën | olieden | hebben geolied |
PresensBeta
Example presens sentences for Oliën with some of the pronouns.
- Ik olie mijn fiets regelmatig.
- Jij oliet gisteren je haar met olijfolie.
- Hij/zij/heeft olie nodig voor de salade.
- Wij oliën de houten meubels elke maand.
- Jullie olieën de machine in de ochtend.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Oliën with some of the pronouns.
- Ik oliede vroeger altijd mijn skateboard.
- Jij olie-de vorig jaar de tuinhekken.
- Hij/zij oliede het mechanisme voordat het vastliep.
- Wij olieden de deuren van het huis elk jaar.
- Jullie olieden de schilderijlijsten toen ze begonnen te kraken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Oliën with some of the pronouns.
- Ik heb mijn schoenen met olie ingesmeerd.
- Jij hebt de auto netjes geolied.
- Hij/zij/heeft de fietsketting gesmeerd met olie.
- Wij hebben de motor van de boot onderhouden met olie.
- Jullie hebben de roestige scharnieren geolied.