omdoen

Conjugations List of Omdoen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoe omdeed omheb omgedaan
jij, je, udoet omdeed omhebt omgedaan
hij, zij, hetdoet omdeed omheeft omgedaan
wijdoen omdeden omhebben omgedaan
julliedoen omdeden omhebben omgedaan
zij, zedoen omdeden omhebben omgedaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Omdoen with some of the pronouns.

  • Ik doe mijn jas om voordat ik naar buiten ga.
  • Hij doet zijn schoenen om voordat hij gaat sporten.
  • Zij doet haar make-up om er mooi uit te zien.
  • We doen onze riemen om voordat we in de auto stappen.
  • Jullie doen je pyjama's om voordat je naar bed gaat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omdoen with some of the pronouns.

  • Vroeger deed ik altijd mijn jas om voordat ik naar buiten ging.
  • Toen ik jong was, deed ik vaak mijn schoenen om voordat ik ging spelen.
  • Vroeger deed zij altijd haar make-up om er mooi uit te zien.
  • We deden vroeger onze riemen om voordat we in de auto stapten.
  • Jullie deden vroeger altijd jullie pyjama's om voordat je naar bed ging.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omdoen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn jas omgedaan voordat ik naar buiten ging.
  • Hij heeft zijn schoenen omgedaan voordat hij ging sporten.
  • Zij heeft haar make-up omgedaan om er mooi uit te zien.
  • We hebben onze riemen omgedaan voordat we in de auto stapten.
  • Jullie hebben je pyjama's omgedaan voordat je naar bed ging.