omdolen

Conjugations List of Omdolen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdool omdoolde omheb omgedoold
jij, je, udoolt omdoolde omhebt omgedoold
hij, zij, hetdoolt omdoolde omheeft omgedoold
wijdolen omdoolden omhebben omgedoold
julliedolen omdoolden omhebben omgedoold
zij, zedolen omdoolden omhebben omgedoold

Presens
Beta

Example presens sentences for Omdolen with some of the pronouns.

  • Ik dwaal door het bos.
  • Jij doolt rond in de stad.
  • Hij/Zij dwaalt langs de rivier.
  • Wij dwalen door de straten van Amsterdam.
  • Zij dolen door de duinen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omdolen with some of the pronouns.

  • Vroeger dwaalde ik vaak door het bos.
  • Toen ik jong was, doolde ik regelmatig rond in het dorp.
  • Hij/Zij dwaalde gisteren nog door de straten.
  • In die tijd dwaalden wij graag in de natuur.
  • Als kind dolde ik eindeloos door de speeltuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omdolen with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgedoold in het park.
  • Jij bent verdwaald in het museum.
  • Hij/Zij is een tijdje zoekgedwaald.
  • Wij hebben eindeloos rondgedoold in de winkelstraten.
  • Zij zijn ver weggedwaald van de route.