omschieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schiet om | schoot om | heb omgeschoten |
jij, je, u | schiet om | schoot om | hebt omgeschoten |
hij, zij, het | schiet om | schoot om | heeft omgeschoten |
wij | schieten om | schoten om | hebben omgeschoten |
jullie | schieten om | schoten om | hebben omgeschoten |
zij, ze | schieten om | schoten om | hebben omgeschoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Omschieten with some of the pronouns.
- Ik schiet altijd raak tijdens het boogschieten.
- Jij schiet regelmatig mis op de schietbaan.
- Hij schiet snel te hulp wanneer dat nodig is.
- Wij schieten graag foto's tijdens onze vakantie.
- Zij schieten met scherp tijdens de militaire training.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omschieten with some of the pronouns.
- Vroeger schoot ik vaak met pijl en boog in de achtertuin.
- Toen ik jong was, schoot ik weleens in de roos.
- Hij schoot tekort in zijn prestaties tijdens het toernooi.
- Wij schoten regelmatig in de lach tijdens de komediefilm.
- Zij schoten te hulp toen er brand uitbrak in het gebouw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omschieten with some of the pronouns.
- Ik ben vorige week in de lucht geschoten tijdens een parachutesprong.
- Jij hebt helaas de kans gemist om te scoren.
- Hij is per ongeluk uitgeschoten met de verfspuit.
- Wij hebben veel doelen geraakt tijdens het schiettoernooi.
- Zij zijn naar de top geschoten in de zoekresultaten.