omzien

Conjugations List of Omzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzie omzag omheb omgezien
jij, je, uziet omzag omhebt omgezien
hij, zij, hetziet omzag omheeft omgezien
wijzien omzagen omhebben omgezien
julliezien omzagen omhebben omgezien
zij, zezien omzagen omhebben omgezien

Presens
Beta

Example presens sentences for Omzien with some of the pronouns.

  • Ik zie om naar mijn ouders.
  • Jij ziet om naar de kinderen.
  • Hij/zij/het ziet om naar zijn/haar werk.
  • Wij zien om naar onze buren.
  • Zij zien om naar hun vrienden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omzien with some of the pronouns.

  • Ik zag om naar mijn vrienden.
  • Jij zag om naar je studie.
  • Hij/zij/het zag om naar het verleden.
  • Wij zagen om naar een alternatief.
  • Zij zagen om naar een andere vakantiebestemming.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omzien with some of the pronouns.

  • Ik heb omgezien naar een oplossing.
  • Jij hebt omgezien naar een nieuwe baan.
  • Hij/zij/het heeft omgezien naar een geschikt cadeau.
  • Wij hebben omgezien naar een betere plek om te wonen.
  • Zij hebben omgezien naar een goede school voor hun kinderen.