ontkolen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontkool | ontkoolde | heb ontkoold |
jij, je, u | ontkoolt | ontkoolde | hebt ontkoold |
hij, zij, het | ontkoolt | ontkoolde | heeft ontkoold |
wij | ontkolen | ontkoolden | hebben ontkoold |
jullie | ontkolen | ontkoolden | hebben ontkoold |
zij, ze | ontkolen | ontkoolden | hebben ontkoold |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontkolen with some of the pronouns.
- Ik ontkool
- Jij ontkoolt
- Hij/Zij/Het ontkoolt
- Wij ontkolen
- Jullie ontkolen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontkolen with some of the pronouns.
- Ik ontkoelde
- Jij ontkoelde
- Hij/Zij/Het ontkoelde
- Wij ontkoelden
- Jullie ontkoelden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontkolen with some of the pronouns.
- Ik heb ontkoold
- Jij hebt ontkoold
- Hij/Zij/Het heeft ontkoold
- Wij hebben ontkoold
- Jullie hebben ontkoold