openhangen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hang open | hing open | heb opengehangen |
jij, je, u | hangt open | hing open | hebt opengehangen |
hij, zij, het | hangt open | hing open | heeft opengehangen |
wij | hangen open | hingen open | hebben opengehangen |
jullie | hangen open | hingen open | hebben opengehangen |
zij, ze | hangen open | hingen open | hebben opengehangen |
PresensBeta
Example presens sentences for Openhangen with some of the pronouns.
- Ik hang de jas open.
- Jij hangt de jas open.
- Hij/Zij hangt de jas open.
- Wij hangen de jas open.
- Zij hangen de jas open.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Openhangen with some of the pronouns.
- Ik hing de jas open.
- Jij hing de jas open.
- Hij/Zij hing de jas open.
- Wij hingen de jas open.
- Zij hingen de jas open.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Openhangen with some of the pronouns.
- Ik heb de jas opengehangen.
- Jij hebt de jas opengehangen.
- Hij/Zij heeft de jas opengehangen.
- Wij hebben de jas opengehangen.
- Zij hebben de jas opengehangen.