opluisteren

Conjugations List of Opluisteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikluister opluisterde opheb opgeluisterd
jij, je, uluistert opluisterde ophebt opgeluisterd
hij, zij, hetluistert opluisterde opheeft opgeluisterd
wijluisteren opluisterden ophebben opgeluisterd
jullieluisteren opluisterden ophebben opgeluisterd
zij, zeluisteren opluisterden ophebben opgeluisterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opluisteren with some of the pronouns.

  • Ik luister de kamer op met bloemen.
  • Jij luitert de feestzaal op met ballonnen.
  • Hij/zij/het luitert het podium op met prachtige verlichting.
  • Wij luisteren de tuin op met vrolijke decoraties.
  • Jullie luisteren de straat op met muziek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opluisteren with some of the pronouns.

  • Ik luisterde de kamer op met bloemen.
  • Jij luisterde de feestzaal op met ballonnen.
  • Hij/zij/het luisterde het podium op met prachtige verlichting.
  • Wij luisterden de tuin op met vrolijke decoraties.
  • Jullie luisterden de straat op met muziek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opluisteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kamer opgeluisterd met bloemen.
  • Jij hebt de feestzaal opgeluisterd met ballonnen.
  • Hij/zij/het heeft het podium opgeluisterd met prachtige verlichting.
  • Wij hebben de tuin opgeluisterd met vrolijke decoraties.
  • Jullie hebben de straat opgeluisterd met muziek.